De koppeling
Waar zit de koppeling ingebouwd?
De koppeling vormt de verbinding tussen de motor en de versnellingsbak. De koppelingsplaat is ingeklemd tussen het vliegwiel en de drukgroep. Het vliegwiel en de drukgroep zijn aan de motor (krukas) verbonden en de koppelingsplaat is aan de versnellingsbak (met spiebanen op de prise-as) verbonden.
Hoe werkt de ontkoppeling?
Als het koppelingspedaal wordt ingetrapt zorgt een kabel of een koppelingscilinder voor een krachtoverbrenging naar een koppelingsvork. Op de koppelingsvork is een druklager gemonteerd dat een veer (of veren) van de drukgroep indrukt. De veerspanning van de drukgroep wordt nu van de koppelingsplaat afgehaald waardoor deze tussen het vliegwiel en de drukgroep vrij kan ronddraaien.
Hoe werkt de koppeling? (letterlijk)
Als een gekozen versnelling eerst wordt ingeschakeld bij ingetrapte koppeling dan weten we uit ervaring dat de auto nog steeds in zijn “vrij” staat en geen voortbeweging of afremming op de motor veroorzaakt wordt. Door het koppelingspedaal langzaam op te laten komen zorgt de veer (of veren) van de drukgroep weer dat de koppelingsplaat steeds meer ingeklemd wordt tussen de drukgroep en het vliegwiel, waardoor letterlijk een koppeling tussen motor en aandrijving ontstaat. Dit lijkt op een vaste verbinding tussen de motor en de aandrijving.
Wanneer slipt een koppeling?
Als er meer vermogen door de motor wordt geleverd dan de koppeling toelaat spreken we van slip.
Hoe ontstaat een slippende koppeling?
- Niet goed afgestelde speling.
- Een versleten koppelingsplaat.
- Een “zware voet” die onbedoeld op het koppelingspedaal rust.
De koppelingsplaten in uw klassieker hebben bij een rustige rijstijl en juiste schakelmomenten weinig last van slijtage. Bij langdurige stilstand en vooral in vochtige ruimten kan de koppelingsplaat zelfs vast gaan plakken/vastroesten en werkt dan niet meer als zodanig. Elk vier tot zes weken een flinke rit bij droog en pekelvrij weer is goed voor de klassieker en voor u volop genieten.